Psychische problemen bij een verstandelijke beperking

Psychische problemen bij mensen met een matige of ernstige verstandelijke beperking

‘Ook al is iemand depressief, het is belangrijk dat het gewone leven doorgaat’

Mensen met een verstandelijke beperking die psychische problemen ervaren, bij het dagelijks leven betrokken houden. Dat is volgens Trudeke Navarro, Carmen van Bussel en Jan van Stek de grootste uitdaging waar gedragswetenschappers voor staan in de ondersteuning van deze groep mensen. Trudeke, Carmen en Jan vormen het docententeam van de PAO-cursus Psychische problemen bij mensen met een matige of ernstige verstandelijke beperking. In een interview met PAO benadrukken de docenten dat je als gedragswetenschapper samen met je teams heel veel kunt bijdragen aan het herstel van psychische problemen in de dagelijkse begeleiding en verzorging. Veel meer dan vaak gedacht wordt.

Trudeke: ‘In de dagelijkse begeleiding worden we vaak afgeleid door gedrag dat we niet begrijpen. Daardoor gaan we dit gedrag los zien van het gewone leven en bestaat de neiging eerst het niet begrepen gedrag te willen behandelen, om daarna pas weer het gewone leven op te pakken. De vanzelfsprekende aandacht voor het gewone dagritme, dat juist kan bijdragen aan het herstel, komt daardoor op de achtergrond terecht.’ ‘Terwijl als je je been in het gips hebt’, vult Carmen aan, ‘het gewone leven met een aantal aanpassingen ook gewoon doorgaat. Dan probeer je ook van elke dag een mooie dag te maken. Dat geldt voor deze doelgroep ook’. Jan: ‘Door op deze manier naar psychische problemen bij mensen met een matige of ernstige beperking te kijken, krijg je als professional meer vertrouwen in jezelf. Aandacht voor de kwaliteit van het dagelijks leven is immers al een basistaak van de gedragswetenschapper. Met meer kennis over psychische problemen bij deze doelgroep, haal je meer voldoening uit je bestaande kennis en vind je nieuwe ingangen. Dit draag je vervolgens uit naar je team en cliënten.’

Onderscheidende cursus in doelgroep en benadering

Trudeke, Carmen en Jan geven samen de PAO-cursus Psychische problemen bij mensen met een matige of ernstige verstandelijke beperking. De cursus is voor zover bekend de enige cursus voor gedragswetenschappers die zich richt op begeleiding van deze doelgroep. Daarnaast is de domein-overstijgende multidimensionale benadering van en de visie op dit complexe onderwerp vernieuwend, onderscheidend en empowering. In deze benadering neem jij als gedragswetenschapper de cruciale rol om in het belang van cliënten de verschillende werkvelden bij elkaar te brengen.

Kernpunten van de cursus:
Je krijgt elke dag les van 2 docenten: dit zorgt voor een multidimensionele en multidisciplinaire invalshoek, en verschillende casuïstieken en ervaring.
Nieuwe ontwikkelingen in de Geestelijke Gezondheidszorg, vertaald naar de zorg voor mensen met een matige of ernstige verstandelijke beperking
‘State of the art’ in diagnostiek en behandeling
Veel tijd en ruimte voor eigen casuïstiek en vertaling naar de eigen praktijk.

Onmachtig

Trudeke: ‘Wanneer gedrag dat kan duiden op psychische problemen bij mensen met een matige of ernstige verstandelijke beperking op de voorgrond treedt, zie je vaak gebeuren dat de begeleiders worden meegezogen in dit gedrag. Ze vragen zich af wat ze ermee moeten en voelen zich vaak onmachtig. Dan ontstaan er vragen als “Welk gedrag komt voort uit de verstandelijke beperking, welk gedrag komt voort uit een psychisch probleem?” Maar gedrag dat voortkomt uit psychische problemen kun je niet los zien van gedrag dat past bij de verstandelijke vermogens van de cliënt. Het duiden van het totaalbeeld is de grote uitdaging.’

Psychiatrie bij deze doelgroep is heel complex

‘Er wordt in dit soort situaties vaak eendimensionaal gedacht’, gaat Jan verder. ‘We zien bepaald gedrag, turven symptomen en onder de streep zetten we de classificatie die daaruit voortkomt. Zo wordt er vaak gediagnosticeerd volgens de DSM, en vervolgens gestart met het bij de diagnose passende behandelprotocol. Maar een mens, en dus ook psychiatrie, is niet eendimensionaal. Psychische problemen moeten dan ook multidimensionaal benaderd worden. Zeker als het gaat om mensen met een verstandelijke beperking en psychische problemen. Het is drie-, misschien wel vierdimensionaal en daardoor heel complex. Werken vanuit een heldere visie op mens en psychische gezondheid, is daarom heel belangrijk.’

Het multidimensionale plaatje

Carmen: ‘Er spelen zoveel factoren een rol. Psychische problemen zijn slechts een onderdeel van het totale plaatje. Juist als iemand bijvoorbeeld depressief is, is het belangrijk dat het gewone leven doorgaat. De neiging die we in de praktijk vaak zien als iemand gediagnosticeerd is met een zware depressie, is dat het gewone leven minder aandacht krijgt, omdat eerst de depressie verholpen moet worden. Dankzij een nieuwe stroming wordt ook binnen de GGZ deze, aan een DSM-classificatie gebonden benadering, gelukkig langzaam losgelaten. Het is niet meer van “dit is wat je hebt en dat gaan we behandelen”, maar “we proberen de lasten van je psychische problemen te verlichten en je te helpen om je dagelijks leven zo prettig mogelijk te maken.” De pioniers in deze nieuwe GGZ-stroming passen dit al toe.’

Ander gedrag door een verandering in de thuissituatie

Trudeke: ‘Onbegrepen veranderd gedrag wordt andersom soms ook te snel als een psychisch probleem beoordeeld. Vaak worden veranderingen in gedrag veroorzaakt door een verandering in de thuissituatie of de begeleiding, of dat al langere tijd niet goed wordt aangesloten bij de behoeften van de cliënt. Door daar eerst naar te kijken en dit aan te passen, kan het gedrag waarvan werd gedacht dat het een psychisch probleem was, ook minder worden.’  ‘Door op deze manier naar gedrag te kijken en niet direct te denken dat het voor de GGZ is, kun je veel bereiken’, benadrukt Jan. ‘Gedragswetenschappers en begeleiders weten en kunnen veel meer dan ze beseffen.’

Samenwerken met de GGZ

Carmen: ‘Natuurlijk zijn er ook situaties waaruit overduidelijk blijkt dat mensen psychisch ontregeld zijn. Wanneer iemand last heeft van een ernstige psychose, dan is GGZ-behandeling nodig. Maar een opname in de GGZ is in de meeste gevallen niet wenselijk. Het is in het belang van de cliënt dat er samengewerkt wordt met de GGZ in de thuissituatie. Je kan het niet los van elkaar zien. Jij als gedragswetenschapper en je team kennen de cliënt. Jullie begrijpen hem, de GGZ helpt bij de behandeling. Je kunt vanuit je eigen kennis en ondersteuningsaanbod heel veel doen ter bevordering van de behandeling door houvast te bieden in het dagelijks leven en te zorgen voor behoud van contacten met belangrijke anderen. Als iemand al in de war is en ook nog eens moet worden opgenomen, kan dat een averechts effect hebben’.

De thuissituatie biedt houvast

‘De thuissituatie biedt juist houvast’, gaat Carmen verder. ‘Door op die manier samen te werken met de GGZ kun je je laten informeren over welke veranderingen de behandeling teweeg kan brengen, wat je vooral wel of niet moet doen, wat het effect en de bijwerkingen zijn van de medicijnen en allerlei andere zaken die voor de dagelijkse begeleiding nuttig zijn om te weten.’ Jan benadrukt dat gedrag dat duidt op een mogelijk psychisch probleem in zijn totaliteit moet worden bezien en behandeld. ‘Dat doe je in het leven en de leefomgeving zelf. We leven als mensen altijd met andere mensen samen in een samenleving, gezin, groep. Die context weegt ook mee.’

Vat krijgen op onzekerheid

‘Een belangrijk aandachtspunt in onze benadering is of de context bestand is tegen de onrust die het soms heftige gedrag oproept’, merkt Carmen op. ‘Vaak worden begeleiders of familieleden onzeker als het gedrag afwijkt van normaal gedrag, waardoor zowel op visie- als op inhoudelijk niveau chaos ontstaat. Hoe zorg je dat je vat krijgt op je eigen onzekerheid en dat je bij de essentie blijft van wat nodig is: de boodschap uitstralen dat “wij er voor je zijn, jij de moeite waard bent” en dat je daarin de begeleiders het vertrouwen geeft en hen coacht.

Hoe ziet de multidimensionale benadering er in de praktijk uit?

Wanneer iemand met een matige of ernstige verstandelijke beperking ander gedrag gaat vertonen, dan weet je nog onvoldoende over wat er aan de hand is. Een goede diagnose stellen is heel ingewikkeld. De eerste stap is met elkaar en samen met een arts onderzoeken of er sprake is van een somatische oorzaak, een onvoldoende aansluiting bij de basisbehoeften of een verandering in de omgeving. Als deze stappen zijn genomen en er is nog geen duidelijkheid, is de volgende stap een extern deskundige of psychiater inschakelen. Daaruit kan een vermoeden komen dat psychische problemen het veranderde gedrag zouden kunnen verklaren. Op basis van dit vermoeden wordt een hypothese geformuleerd, waarop een bijpassende behandeling wordt gestart. De betrokken gedragswetenschapper en begeleiders die dagelijks bij de cliënt zijn betrokken worden door de GGZ-deskundige of psychiater geïnformeerd over het te verwachten ziekteverloop, de medicamenten, de bijwerkingen daarvan en wat er nodig is in de omgeving van de cliënt. De gedragswetenschapper en begeleiders informeren de psychiater over de unieke kenmerken van de cliënt. In samenwerking met elkaar wordt goed gevolgd welke effecten de behandeling heeft. Is er gedragsverbetering? Dan slaat de behandeling aan. Zo niet? Dan volgt een nieuw hypothese met behandeling. Gedurende het traject gaat het dagelijks leven in de thuissituatie gewoon door. Ook al is dit voor de begeleiders of familieleden die dagelijks het soms heftige gedrag ervaren, zeker niet makkelijk.

De gedragswetenschapper in de multidimensionale benadering

Bij de multidimensionale benadering die Trudeke, Carmen en Jan voorstaan is een duidelijke rol voor de gedragswetenschapper weggelegd. Trudeke: ‘Daar hebben we in de cursus heel veel aandacht voor. Je kunt het een duizendpootfunctie noemen.’ Carmen: ‘Enerzijds bestaat de rol uit overleg met de psychiater over de behandeling van de psychische problemen, anderzijds gaat het om coaching van de begeleiders gericht op het door laten gaan van het dagelijks leven en het volgen van de effecten van de behandeling. Daarnaast kun je als gedragswetenschapper soms ook een therapeutische rol naar de cliënt toe hebben, bijvoorbeeld voor traumatherapie. De focus van de rol van de gedragswetenschapper ligt op regievoering, op wat er nodig is om met zijn allen stevig te blijven staan zodat het dagelijks leven van de cliënt kan blijven doorgaan. De gedragswetenschapper is degene die de verschillende werkvelden rondom mensen met een matige of ernstige verstandelijke beperking en psychische problemen bij elkaar brengt.’

Handvatten waarmee je verder kunt

In de PAO-cursus Psychische problemen bij mensen met een matige of ernstige verstandelijke beperking groeit je kennis over deze cliëntengroep. Naast de kennis, krijg je handvatten aangereikt om jouw rol vorm te geven op basis van de multidimensionale benadering. Jan: ‘Wanneer je loskomt van het eendimensionale denken, komt het vertrouwen vanzelf’. ‘Inderdaad’ beaamt Carmen. ‘Je leert in deze cursus een bruikbare visie en attitude, en hoe je deze ook vast kunt houden als het moeilijk wordt.’

Vaak worden begeleiders of familieleden onzeker als het gedrag afwijkt van normaal gedrag, waardoor zowel op visie- als op inhoudelijk niveau chaos ontstaat.

trudeke navarro

Trudeke Navarro, Carmen van Bussel & Jan van Stek

Trudeke Navarro is orthopedagoog en bedrijfskundige. Ze werkte als gedragsdeskundige bij organisaties voor mensen met een verstandelijke beperking. Ze is initiatiefnemer en bestuurder van MENT GGZ, een Specialistische GGZ instelling gericht op mensen met (of vermoeden van) een verstandelijke beperking.

Carmen van Bussel is orthopedagoog, GZ-psycholoog en EMDR-practitioner (VEN). Ze heeft ruim 25 jaar ervaring in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, waarvan 10 jaar in de GGZ. Ze is zelfstandig gevestigd en werkt onder andere als consulent en docent voor het CCE.

Jan van Stek is ruim 25 jaar werkzaam als psychiater in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Hij werkt twee dagen per week op een polikliniek bij VGGnet, en daarnaast komt hij als zelfstandig consulent bij diverse zorgaanbieders in het land. Jan werkt als gastdocent, onder andere voor de AVG-opleiding.

logo