Methodische ouderbegeleiding

‘Als je beseft dat ouderschap kwetsbaar maakt, krijg je echt contact’

‘Ouderschap maakt kwetsbaar. Als dat besef de basis is van je attitude naar ouders, dan krijg je echt contact’, vertelt Janneke Majoor, docent van de PAO-cursus Methodische ouderschapsbegeleiding.

Methodische ouderbegeleiding is gebaseerd op de ouderschapstheorie van Alice van der Pas. Deze theorie biedt een hele andere benadering van ouderschap dan de instituties rondom kinderen, zoals scholen, consultatiebureaus, schoolartsen en jeugdhulp, over het algemeen gewend zijn. ‘Wanneer er nu iets misgaat in de opvoeding, wordt te veel gefocust op de vaardigheden van ouders, terwijl het maar de vraag is of dat het echte probleem is. In methodische ouderschapsbegeleiding is er aandacht voor de complexiteit van ouderschap. De focus ligt op buffers die ouders helpen hun ouderrol goed in te vullen.’

‘Alice van der Pas haalt onderzoek aan waaruit blijkt dat ouders met kleine kinderen 3,5 tot 15 keer per uur per kind, een conflictueuze interactie hebben. Bijvoorbeeld over tandenpoetsen, eten, jas aantrekken, naar bed gaan, niet alleen hagelslag op je brood. Bij kinderen met gedragsproblemen is dat nog veel vaker. Wanneer een ouder per kind dus zeg gemiddeld 10 x per uur een conflictueuze interactie heeft, dan is dat ongeveer 100 (10×10) conflictueuze interacties per dag per kind. Wanneer een gezin uit 3 kinderen bestaat, zijn dat 300 conflictueuze interacties per dag. Dan besef je dat ouderschap heel veel van ouders vraagt.
Tegelijkertijd zie je dat sommige ‘gewone’ ouders met een ‘gewoon’ kind soms ernstige opvoedproblemen hebben. En anderzijds dat ‘volgens de samenleving zogenaamde problematische’ ouders met een probleemkind het er soms goed vanaf brengen. Dit heeft alles met de buffers te maken waar de ouderschapstheorie van Alice van der Pas in interactie met ouders op focust.’

Jannekes missie is dat kinderen in gezinnen waar complexe situaties ontstaan, bij hun ouders kunnen blijven. ‘Ik ben er heilig van overtuigd dat in trajecten waarin kinderen uiteindelijk uit huis worden geplaatst, we samen in de keten kansen hebben gemist waardoor het zover heeft kunnen komen.’

Ouderschapstheorie
De ouderschapstheorie is gebaseerd op de aannames dat ouders altijd een besef van verantwoordelijk zijn voor hun kinderen hebben, dat ouderschap kwetsbaar maakt en dat ouders altijd eindverantwoordelijk zijn voor het opgroeien en opvoeden van hun kinderen. Janneke: ‘Daarbij heb je aan de ene kant de ouderlijke werkvloer met daarin zaken als veiligheid, verzorging, grenzen stellen, je eigen emoties in het gareel houden et cetera. Aan de andere kant heb je de omstandigheden waarin een gezin verkeert. Denk aan huisvesting en de financiële situatie. Wanneer deze omstandigheden ongunstig zijn, vormen de, op basis van de ouderschapstheorie geïdentificeerde, buffers, het veerkrachtsysteem voor ouders om hun ouderrol goed te kunnen blijven vervullen.’

De ouderschapstheorie onderscheidt 4 buffers.

Buffer 1: solidaire gemeenschap

De eerste buffer is de solidaire gemeenschap. Janneke: ‘Bijvoorbeeld als een peuter in de supermarkt begint te krijsen om een snoepje, gaan we dan met z’n allen vermakelijk staan kijken hoe de moeder dat gaat oplossen? Of geven we haar een herkennende knipoog om haar op haar gemak te stellen en zeggen we tegen het kind ‘Als ik jou was zou ik maar naar je moeder luisteren?’
Of in de situatie van een kind dat uit huis is geplaatst en 1 keer in de 6 weken een uurtje contact mag hebben met zijn vader met begeleiding erbij. Gaan we als begeleider met onze handen over elkaar naar de ouder zitten kijken of hij het wel goed doet in die hele complexe situatie? Of zijn we solidair met de ouder en zorgen we ervoor dat het kind en de ouder de kans krijgen elkaar echt te ontmoeten?’

Buffer 2: Sociaal netwerk en goede taakverdeling

De tweede buffer is het sociale netwerk en een goede taakverdeling. ‘Velen kennen de uitdrukking “It takes a village to raise a child”. Bij deze buffer gaat het om voor elkaar inspringen, de oudertaken samen doen. In de prehistorie stonden om elk kind 4 volwassenen, nu staat in groep 1 één juf voor 30 kleuters. Kinderen hebben behoefte aan voorspelbare relaties om zich te ontwikkelen. Op dit gebied heeft in onze samenleving een enorme verschraling plaatsgevonden, zowel vanuit het perspectief van het kind als dat van de ouders. Vroeger waren er grootouders, een zus, oom of een buurvrouw. Je deed het samen. Nu hebben ouders vaak uitsluitend contacten in het institutionele milieu, zoals het consultatiebureau, de groepsleerkracht, formeel opvoedadvies.’

Het is jouw pakkie an!
Amsterdam kwam onlangs in het nieuws vanwege de betrokkenheid van criminele jongeren bij geweld. De boodschap naar de ouders kwam erop neer dat ze hun kinderen hadden moeten aanpakken. Met andere woorden: het is jouw pakkie an! Wanneer je hiernaar zou kijken op basis van de ouderschapstheorie, kom je erachter dat de ouders van deze jongeren niet alleen te maken hebben met slechte huisvesting, financiële problemen, een taalachterstand, maar ook met zwakke buffers. Hoe ga je zorgen dat de buffers van deze ouders kunnen worden versterkt?

Buffer 3: metapositie

De derde buffer is de metapositie. Janneke: ‘Lukt het ouders om vanuit een helicopterview naar zichzelf en de situatie te kijken? In het geval van de krijsende peuter in de supermarkt, bedenkt de moeder bijvoorbeeld: ach ja het is woensdagmiddag half 6. Jeroentje heeft de hele dag op de kinderopvang gezeten, ik heb een drukke dag gehad. Misschien is dit niet zo’n handige tijd om boodschappen te doen. Volgende keer toch maar op zaterdagochtend.

Buffer 4: ‘goede ouder’-ervaringen

De vierde buffer bestaat uit ‘goede ouder’-ervaringen, in de zin van dat een ouder ervaart dat hij het goed doet. ‘Bijvoorbeeld als de ouder merkt dat zijn kind zich op visite beleefd gedraagt, hij bij zichzelf denkt: nou dan doe ik kennelijk toch iets goed. Op dit soort ervaringen kan de ouder terugvallen als het even niet goed gaat. Met ‘goede ouder’-ervaringen lukt het ouders beter een metapositie in te nemen en het de volgende keer anders aan te pakken.’

Ouders zijn de experts
‘Ouders zijn de experts op het terrein van hun eigen ouderschap én hun kinderen’, benadrukt Janneke. ‘Het besef van ouders dat ze verantwoordelijk zijn voor hun kinderen, maakt hen kwetsbaar. Wanneer je dan in je rol van expert direct met welgemeend opvoedadvies komt, geef je ouders heel snel het gevoel dat ze het niet goed doen en creëer je afstand. Bijvoorbeeld een kind dat thuis heel slecht eet maar op de dagbehandeling zonder problemen zijn bord leegeet. Wanneer de ouder opmerkt dat hij dat niet begrijpt, kun je je afvragen waarom de ouder deze vraag stelt. In de meeste gevallen gaat zo’n opmerking over “ik faal als ouder”. Als je dan direct begint met een advies, versterk je de twijfel en ontneem je de ouder een kans op een ‘goede ouder’-ervaring. Door te focussen op de 4 buffers rondom ouders kun je ouders in 1 of 2 gesprekken al een heel eind op weghelpen.’

2 uitdagingen in de praktijk
De focus op de buffers rondom ouders biedt concrete handvatten voor de benadering van ouders in ouderondersteuning bij complexe opvoedsituaties en pleegzorg, maar ook op school, het consultatiebureau, de schoolarts. Wanneer je deze benadering wilt integreren in je dagelijkse werk, zijn er, afhankelijk van je functie, volgens Janneke 2 uitdagingen waar je mee te maken kunt krijgen.
Je collega’s meenemen in deze visie
‘Wat je bij complexe situaties vaak ziet gebeuren is dat er in het team dat het gezin ondersteunt, een soort polarisatie ontstaat. Het is heel verleidelijk om voor het kind te kiezen. Dat maakt het als ouderbegeleider soms ingewikkeld om je positie te behouden in een team dat zich tegen de ouders keert. Maar, als je een kind wilt helpen, dan heb je de ouders heel hard nodig. Het kind hoort bij zijn ouders. De ouders van nu zijn de kinderen van toen. Als kind hebben zij vaak hetzelfde meegemaakt en willen niet dat dit hun kinderen overkomt. Maar dan gebeurt het toch. Deze vicieuze cirkel is te doorbreken door als samenleving om de ouders heen te gaan staan.
De uitdaging voor jou als ouderbegeleider is op zo’n moment je positie in te blijven nemen en je collega’s mee te nemen in dit perspectief. Neem het voorbeeld van de ouder die 1 keer in de 6 weken zijn kind onder begeleiding een uurtje mag zien. Hoe benader je dit? Veroordelend vanuit de expertrol of maak je op dat moment onderdeel uit van de solidaire gemeenschap of het sociale netwerk?’

Niet direct de pedagogische werkvloer op
De tweede uitdaging is volgens Janneke het kunnen weerstaan van de verleiding om tijdens een oudercontact direct het opvoedkundige probleem aan de kaak te stellen, en bijvoorbeeld een cursus grenzen stellen voor te stellen. Focus vooral ook op de buffers rondom ouders. Het is voor ouders een grote opluchting als je vertelt dat ouderschap gewoon heel moeilijk kan zijn. Dat bijvoorbeeld veel ouders problemen hebben met kinderen die moeilijk eten. Adviezen hebben op het moment dat een ouder dat probleem aankaart, lang niet altijd direct zin. Het gaat nu om ontspanning brengen.  Bijvoorbeeld door in te zoomen op het feit dat ouderschap heel complex is: “Kinderen opvoeden is superingewikkeld. We hebben het allemaal meegemaakt en we zijn allemaal groot geworden. Het is oké, het ligt niet aan jou”.

Paradigmashift in ouderbegeleiding
‘Voor veel professionals is deze benadering van ouderbegeleiding een paradigmashift’, onderstreept Janneke. ‘Het klinkt allemaal heel logisch, maar de focus tijdens opleidingen ligt vaak op de opvoeding, de ouderlijke werkvloer. Dat is oók belangrijk, maar door eerst te kijken naar de voorwaarden die nodig zijn om de ouderrol goed in te vullen, kom je er tegelijkertijd achter of een opvoedcursus wel aansluit bij de vraag. Deze benadering biedt je ook een kader om handelingsperspectief te creëren waarmee je de boel in beweging kunt brengen als je vastloopt in het contact met ouders. Je maakt echt contact met ouders, waardoor jij meer plezier krijgt in je werk en ouders zich gemakkelijker kwetsbaar durven op te stellen. Dat stelt jou weer in staat in beter je werk te doen waardoor je betere resultaten behaald en meer voldoening haalt uit je werk’.

Makkelijk te integreren praktische handvatten
De PAO-cursus Methodische ouderbegeleiding is onderscheidend in de visie die je wordt aangereikt en de manier waarop dit gebeurt. In 2 cursusdagen heb je de principes van deze benadering in huis en beschik je over praktische handvatten die je heel gemakkelijk kunt integreren in de kennis en vaardigheden die je al in huis hebt. De cursus richt zich met name op professionals die veel contact hebben met ouders. Denk aan gedragswetenschappers, (GZ-)psychologen en orthopedagogen bij consultatiebureaus, scholen, schoolartsen, de jeugdhulpverlening, de jeugd-ggz en andere professionals rondom kinderen.
Meer weten over deze cursus? Bekijk dan de cursuspagina.

Dieuwke Tigchelaar

Dieuwke Tigchelaar

Drs. Dieuwke Tigchelaar is BIG geregistreerd NVO Orthopedagoog-Generalist, ACT en IEMT practitioner, gespecialiseerd in sociaal-emotionele problematiek.

Zij is jaren werkzaam geweest in het speciaal onderwijs en speciaal voortgezet onderwijs. Sinds 2009 heeft ze een eigen pedagogisch adviesbureau, waar zij onder andere ouderbegeleiding geeft, psychodiagnostiek uitvoert en kinderen en jongeren met angst en/of gedragsproblemen behandelt.

logo