Meer eigen invloed ervaren voor cliënten én professionals in de zorg

Martin de Vor: ‘Als we onze interesses en voorkeuren niet kunnen ervaren, hebben we het gevoel een deel van het leven te missen’

‘Wanneer een hulpverlener gericht is op uitbreiding van regie voor zijn cliënten dan wil hij zelf ook meer regie ervaren’. Dat stelt Martin de Vor. Hij is orthopedagoog/GZ-psycholoog/supervisor en is gespecialiseerd in praktische handvatten voor hulpverleners om cliënten met een beperking zo te ondersteunen dat zij een eigen leven kunnen leiden. ‘Eigen invloed ervaren en kunnen uitbreiden is een van de factoren die kwaliteit van leven bepalen. Deze factoren zijn universeel en gelden voor zowel cliënten als hulpverleners. Voor veel hulpverleners is dat een eyeopener.’ Volgens Martin de Vor is het ene dan ook niet los te zien van het ander.

Invloed ervaren door zelf keuzes te maken, een sociaal netwerk hebben, actief deelnemen aan de samenleving, jezelf ontwikkelen, je veilig voelen. Het zijn de belangrijkste factoren die voor iedereen de kwaliteit van leven bepalen. Wanneer deze factoren in balans zijn, ervaren we welzijn. Martin de Vor: ‘Wat je vaak ziet in zorginstellingen is dat de factor ‘eigen invloed’ bij zowel cliënten als medewerkers onderbelicht is.’

Cliëntniveau: Wie is de persoon achter je cliënt?
‘Hulpverleners zijn vaak geneigd voor hun cliënt te zorgen. Zij bepalen wat goed is voor hun cliënt en verkleinen daarmee tegelijkertijd zijn invloed. De oorzaak van dit fenomeen ligt in de gerichtheid op de stoornis of de beperking van de cliënt. Dit spoor loopt helaas vaak dood, vooral als de stoornis of beperking blijvend is. In plaats van de kwaliteit van leven te vergroten, wordt juist de kwaliteit van leven naar beneden gehaald. Met als extreem voorbeeld vrijheidsbeperkende maatregelen; ‘Het is voor je eigen veiligheid’. De behoefte aan invloed uitoefenen, wordt echter genegeerd. Daarnaast verliezen hulpverleners de persoon achter een stoornis of probleem vaak uit het oog omdat ze in zijn dossier alleen lezen over de stoornis of beperking en de problemen die hij veroorzaakt: ‘De cliënt stelt zich onbegeleidbaar op’. Met deze negatieve beeldvorming is de cliënt niet geholpen. Wanneer je je verdiept in de persoon achter de cliënt, ga je hem op een andere manier zien en stem je vanzelf beter af op wat hij wil.’

‘Door je te richten op wat je cliënt wél kan, gaat er een wereld aan mogelijkheden open’

Waar gaat je cliënt voor? 
‘Door je te richten op wat je cliënt wél kan, gaat er een wereld aan mogelijkheden open. Wanneer je cliënt de gelegenheid krijgt zijn voorkeuren, interesses en talenten te ervaren, kan hij zelf keuzes gaan maken. Waar gaat je cliënt voor? Waar beleeft hij plezier aan? Waar is hij goed in? Je ziet gauw genoeg wat hij leuk vindt en wat niet. Zo heb je al snel een positief spoor te pakken. Afhankelijk van hoe het gaat in de praktijk, kun je bekijken welke ondersteuning nodig is en kun je de kaders waarbinnen je cliënt zijn invloed kan ervaren, vergroten of verkleinen. Wij, mensen zonder beperking, doen het op precies dezelfde manier. En ook wij maken daarin wel eens een verkeerde keuze. Wie van ons is er niet een keer aan een opleiding of baan begonnen, waarvan de praktijk achteraf heel anders bleek dan dat we vooraf verwacht hadden. Dat hoort erbij. Als we onze interesses en voorkeuren niet kunnen ervaren, hebben we het gevoel een deel van het leven te missen.‘

Veel minder tijd voor én behoefte aan zelfmutilatie
Een jongen die lijdt aan een zware vorm van zelfmutilatie, had alle behandelingen en therapieën gehad, maar niets hielp. Toen is de koers omgegooid. Op basis van zijn antwoorden op vragen als ‘Wat doe je graag?’, ‘Waar wordt je vrolijk van?’, zijn activiteiten bedacht en aangeboden. De jongen, normaal gesproken niet zo actief, werd een stuk actiever waardoor hij sowieso minder tijd overhield om zichzelf te verwonden. Daarnaast ging hij zich, dankzij de activiteiten waar hij plezier aan beleefde, steeds beter voelen. Zijn behoefte aan zelfmutilatie nam sterk af.

Vrachtwagenchauffeur of de sfeer van de truckers onderling?
Een man met een licht verstandelijke beperking wilde vrachtwagenchauffeur worden. Ondanks dat zijn begeleiders al meerdere malen tegen hem hadden gezegd dat dit niet voor hem was weggelegd, bleef die wens maar terug komen. De begeleiding besefte dat ze er iets mee moesten, ook al zou de man nooit vrachtwagenchauffeur kunnen worden. Ze verdiepten zich in zijn interesse. ‘Wat spreekt je nu zo aan in het beroep vrachtwagenchauffeur? Zijn dat de grote wagens met ronkende motoren, dat je verre reizen kan maken, of de sfeer van de truckers onderling?’ Dat laatste bleek het geval. Aan een transportbedrijf in de buurt werd gevraagd of de man op vrijdagmiddag, wanneer de vrachtwagenchauffeurs samen komen om wat te drinken, langs mocht komen. Dat kon. De man vond het helemaal geweldig. Dat wilde hij wel vaker. Het ‘gezeur’ over dat hij vrachtwagenchauffeur wilde worden, was als sneeuw voor de zon verdwenen.

‘Je kunt niet iets willen waarvan je niet weet dat het bestaat’

Wat wil je cliënt echt?
Er achter komen wat een cliënt wil, kan soms lastig zijn. Je kunt immers niet iets willen waarvan je niet weet dat het bestaat. Als je wereld maar heel klein is, valt er weinig te kiezen. Dat betekent dat je in de praktijk samen met je cliënt zal moeten onderzoeken, wat hij wel of niet leuk vindt. Soms zul je daarbij wat extra aandacht aan het veiligheidsgevoel moeten besteden. Bijvoorbeeld mensen met autisme, vinden elke nieuwe ervaring eng, maar dat hoeft nog niet te betekenen dat ze de activiteit niet leuk vinden, wanneer het nieuwe er een beetje vanaf is.’

Onderscheid tussen kleine en grote keuzes
‘Een hulpmiddel om af te kunnen stemmen op wat je cliënt wil, is onderscheid maken tussen kleine en grote keuzes. Daarbij is kiezen wat je op je brood wil een kleine keuze, en besluiten te gaan samenwonen een grote keuze, terwijl het principe in beide keuzes hetzelfde is. Want pas als je de keuze hebt ervaren, weet je of je de juiste keuze hebt gemaakt. Voor mensen die moeite hebben met kleine keuzes, zijn grote keuzes moeilijk te overzien. Wanneer bijvoorbeeld een cliënt die moeite heeft met het maken van kleine keuzes aangeeft dat hij wil verhuizen, en daaraan blijft vasthouden, betekent dat niet dat je daar gelijk in mee kan gaan om hem invloed te laten ervaren. Verhuizen is een grote keuze. Waarom wil hij zo graag verhuizen? Wat bedoelt hij precies? Zolang je dat niet weet, kan het zomaar zo zijn, dat de cliënt eenmaal verhuisd, erachter komt dat dit niet is wat hij wil en dat hij weer terug wil naar zijn vorige woning.’

‘Een beheersmatige manager leidt tot een beheersmatige medewerker leidt tot een cliënt met weinig invloed’

Medewerkerniveau: Hoe kleiner de keuzes, hoe minder invloed 
‘Wat cliënten in zorginstellingen ervaren op het gebied van invloed, ervaren hun begeleiders ook; hulpverleners moeten vaak doen wat hun manager of de directie bepaalt. De vele protocollen en procedures, waar verantwoording over moet worden afgelegd, maken soms stapelgek. Gelukkig is er een kanteling gaande. Langzaam maar zeker komen er steeds meer organisaties die werken met zelfsturende teams waarin professionals weer zelf keuzes kunnen maken op basis van hun expertise. Dat vraagt van het management en het bestuur dat ze in staat zijn los te laten en afhankelijk van de situatie kaders kunnen vergroten of verkleinen. Het principe dat geldt voor cliënten, geldt ook voor medewerkers; hoe minder keuzes je kunt maken, hoe minder invloed. Zo leidt een beheersmatige manager tot een beheersmatige medewerker tot een cliënt met weinig invloed.’

Van frustratie naar meer invloed 
‘Geen invloed hebben maar je wel betrokken voelen, leidt tot frustratie. Je stopt ergens veel energie in maar er verandert niets. Hoe kun je daarmee omgaan en toch je invloed vergroten? Door eerst te onderzoeken op welke zaken je wel en op welke zaken je geen invloed hebt, kun je bewust gaan kiezen voor minder frustratie en meer invloed. Het maakt het mogelijk je te focussen op zaken waar je wel invloed op hebt. Van daaruit kun je je invloedcirkel vergroten. Of, je maakt je cirkel van betrokkenheid kleiner. Je besluit je over een aantal dingen niet meer druk te maken, hoe moeilijk dat soms ook is. Vervolgens kun je de energie die je op deze manier spaart, richten op zaken waar je wel invloed op hebt. Zo bereik je veel meer in je organisatie. En dat is beter voor je cliënten en veel beter voor jezelf.’

Martin-de-Vor

Martin de Vor

Martin de Vor is in 1959 geboren in Maarssen en sinds 1981 woonachtig in Hilversum. Hij heeft Pedagogische Wetenschappen gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam en is vervolgens tientallen jaren bij verschillende instellingen als (senior) gedragskundige aan het werk geweest. Hij staat geregistreerd als gezondheidszorgpsycholoog (BIG), orthopedagoog-generalist (BIG) en supervisor (NVO/NIP). Vanuit die achtergrond is hij actief als consulent bij Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE), docent in het (post)academisch onderwijs en als supervisor. Hij heeft ruime ervaring in het geven van trainingen handelingsgericht coachen en oplossingsgericht werken. Daarnaast is hij auteur van het boek Active Support: een handreiking voor de ondersteuning aan mensen met een beperking. Dit boek is verschenen in 2014.

Supervisie

Registratie:
Supervisor NVO, GZ-psycholoog, Supervisor NIP Kinder- en jeugdpsycholoog, Orthopedagoog-generalist, NIP Kinder- en jeugdpsycholoog

Regio:
Overijssel, Flevoland, Gelderland, Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland

Online:
Ja

Aanvullende informatie:
Martin heeft vanaf medio 2021 (in overleg) ruimte voor nieuwe supervisanten.

Voor welke professionals:
Martin geeft supervisie aan orthopedagoog-generalisten, GZ-psychologen, schoolpsychologen en SKJ-professionals (i.o.).

Hij geeft supervisie over vraagstukken met betrekking tot:

  • Diagnostiek en behandeling
  • Positionering
  • Gespreksvoering
  • Zelfhantering
  • Invloed
  • Omgaan met weerstand
  • Rollen

Martin heeft zelf ruime werkervaring in de GGZ, gehandicaptenzorg, onderwijs en jeugdzorg.

logo