Gedragsmanagement in passend onderwijs

‘Gericht complimenten geven kan al een groot effect hebben op de klascultuur’

‘Het is belangrijk dat je als leerkracht goed gedrag in de klas niet als vanzelfsprekend beschouwt. Dat je het gedrag dat je graag van je leerlingen wilt zien, expliciet maakt en oefent in de klas.’ Aan het woord is Mike Chirill docent van de PAO-cursus Gedragsmanagement in passen onderwijs. ‘Wat je, vind ik, nog te vaak ziet is dat leerkrachten reageren op gedragsproblemen met als doel deze zo snel mogelijk op te lossen. De vraag waarom een kind op een bepaald moment in de contramine schiet, wordt nog te weinig gesteld. Dat is jammer. Want als je de oorzaak van het probleemgedrag hebt achterhaald, kun je er wat aan doen ongeacht of dit gedrag voortkomt uit een stoornis of niet.’

Mike ziet leerkrachten vaak worstelen met probleemgedrag in de klas.
‘Leerkrachten werken in het onderwijs omdat ze de passie hebben kinderen iets mee te geven, iets te leren. Dan is het natuurlijk heel irritant als de lesflow verstoord wordt. Wat je dan vaak ziet is dat de leerkracht reageert op wat er gebeurt. Vooral bij jonge leerkrachten zie ik dat een druk kind vooral streng wordt toegesproken, en dan moet het kind maar gehoorzamen. Ik herken dat vanuit mijn eigen jeugd. Bij mij werkte dat vooral averechts. En ik was geen uitzondering.’

Mike is opgegroeid in een cultuur waarin je als kind moet luisteren.
‘Als een volwassene zei dat je iets moest doen, dan moest je dat gewoon doen. Punt! Mijn reactie als kind was dan: “O ja? Dat zullen we dan nog wel eens zien.” In een klas werkt het precies zo. Je kunt als leerkracht niet heel streng zijn en verwachten dat ze daarom allemaal precies doen wat jij zegt. Sommige kinderen worden daar juist heel bijdehand van. Als ik niet werd begrensd door de meester, ging ik gewoon de grenzen over. Dit kun je misschien scharen onder probleemgedrag, maar dat maakt het zeker nog geen gedragsprobleem of stoornis.’

Niet streng maar consequent
Waar leerkrachten zich volgens Mike vaak op verkijken, is dat je niet streng, oftewel rechtlijnig, maar consequent moet zijn in de klas. ‘Dat betekent dat je als leerkracht de grenzen stelt en duidelijk maakt dat leerlingen zich binnen deze grenzen kunnen bewegen. En, dat ze beter binnen die grenzen kunnen blijven. Binnen de grenzen gedraag jij je als leerkracht heel anders dan wanneer een kind tegen de grens aanloopt of er overheen gaat. Al snel hoef je niet eens meer boos te worden want dan weten ze hoe het werkt.’

Tip. Bouw je eigen legende op
Mike geeft jonge leerkrachten altijd de tip om een eigen legende op te bouwen. ‘Wanneer kinderen bij je in de klas komen, hebben ze al een idee van hoe het zal zijn. Daar passen ze hun gedrag alvast op aan. Zo heb je als leerkracht met een nieuwe klas al de helft minder problemen.’

Probleemgedrag is niet persoonlijk
De uitdaging voor veel leerkrachten is volgens Mike dat ze probleemgedrag van een kind niet persoonlijk opvatten. ‘Het is de manier van het kind of de jongere om jou te laten weten dat er op dit moment niet aan zijn behoeftes tegemoet gekomen wordt. Kinderen communiceren met hun gedrag omdat ze het heel moeilijk vinden om onder worden te brengen waar ze mee zitten. Veel volwassenen hebben daar al moeite mee. Kinderen keren zich bijvoorbeeld letterlijk helemaal van je af als ze boos zijn. Ze gaan in een hoek van 90 graden ten opzichte van je zitten met hun gezicht de andere kant op en de armen over elkaar. Dat is gedrag. Daarmee zegt het kind: “Ik ben boos.”

Wat heeft dit kind nodig?
‘Voor de leerkracht is het handig deze gedragssignalen te begrijpen en om te zetten in wat dit kind nodig heeft om vooruit te gaan. Dit staat haaks op childblaming wat nog vaak gebeurt: “Het kind is druk. Dus moet het naar de psycholoog voor een ADHD-diagnose. We stoppen er een pilletje in en dan kan het kind weer mee in de klas.” In het passend onderwijs is geprobeerd deze manier van naar gedrag kijken te veranderen. Maar vaak lukt dit nog onvoldoende omdat leerkrachten te weinig tools krijgen om met probleemgedrag om te gaan. Zo zijn veel pabo’s nog steeds vooral gefocust op didactiek en niet op het gedrag van kinderen.’

Een kind wil altijd contact
Verder benadrukt Mike dat het heel belangrijk is om te beseffen dat geen enkel kind naar school komt om eens even lekker te klieren. ‘Het probleemgedrag heeft niets met jou als mens te maken. Wanneer een leerkracht zich daar overheen zet en gaat analyseren wat er achter het probleemgedrag zit, wordt duidelijk hoe het kind benaderd kan worden. Want een kind wil altijd contact, het wil altijd in de relatie komen. Alleen, niet alle kinderen zijn in staat om op de juiste manier een relatie aan te gaan. Het is aan de leerkracht, de volwassene, om te laten zien hoe je dat doet.

Hogere cijfers voor begrijpend lezen?
Als een kind op de basisschool hogere cijfers haalt voor begrijpend lezen dan voor technisch lezen, dan is er iets mis. Het is immers niet logisch. Technisch lezen is een vaardigheid, begrijpend lezen een cognitief proces. Vaak ligt daar een leerstoornis aan ten grondslag, terwijl dat in de klas niet gezien wordt. De leerkracht ziet alleen een kind dat niet meedoet, en totaal in de contramine gaat als de leesboeken uit de kast gehaald worden. Dat wil de leerkracht zo snel mogelijk oplossen. Terwijl als de leerkracht onderkent dat het kind een leesprobleem heeft en daar begeleiding op zet, kan het best zo zijn dat er ineens een heel ander kind in de klas zit.

De leerkracht maakt het onderwijs
‘Een relatie tussen een leerling en de docent, is een relatie tussen een volwassene en een minderjarige. Dus de verantwoordelijke voor die relatie is de volwassene. Daarom vind ik dat de leerkracht in het onderwijs centraal moet staan. De leerkracht maakt het onderwijs, de leerkracht maakt de relatie. Je kunt nog zoveel ervaring hebben, een nieuwe klas gaat niet naar je luisteren als je geen relatie opbouwt met de kinderen in de klas. Dus als je de leerkracht de tools en kennis geeft, dan beïnvloed je de hele klas.’

De vuistregel die Mike als schoolpsycholoog gebruikt in gesprekken met leerkrachten over probleemgedrag is eerst naar de didactiek kijken.
Pas als daar de oorzaak niet wordt gevonden, gaat hij dieper op het gedrag in. ‘Een kind komt naar school om te leren. Als het kind niet tot leren kan komen, gaan er andere dingen gebeuren. Zo simpel is het. Mijn ervaring is dat er bij probleemgedrag heel vaak zaken spelen op het terrein van didactiek. Bijvoorbeeld dat een kind enorm overvraagd wordt. Krijgt het kind de didactiek en lesstof dat het nodig heeft om te kunnen leren? Het historisch overzicht van leerresultaten op basis van de Cito-toetsen kan daar heel behulpzaam bij zijn. Mogelijk zijn daar patronen uit te halen die leiden naar de oorzaak van het probleemgedrag.’

Een stoornis. Wat nu?
Mike: ‘Als blijkt dat er sprake is van een stoornis, kan het kind daar weinig aan doen. Dan is het opnieuw aan de volwassene om een omgeving te creëren waarin aan de behoeftes van de leerling wordt voldaan. Dat stuit soms op weerstand van leerkrachten. Maar als je een leerling in de klas hebt met ASS, dan zal jij als leerkracht de aanpassingen moeten doen. Anders gaat het niet lukken.’

Tip. Laat de hele klas profiteren
Natuurlijk kan het soms heel uitdagend zijn om les te geven aan een klas met een aantal kinderen die extra behoeftes hebben. Dit kun je volgens Mike voor jezelf makkelijker maken door te kijken of je datgene wat een leerling extra nodig heeft aan de hele klas kunt geven. ‘Want wat voor één kind werkt, werkt vaak voor iedereen. Dan hoeft een kind zich geen uitzondering te voelen, en de rest van de klas heeft er baat bij. Bovendien geeft het jou een bepaalde structuur en brengt het een bepaalde structuur in je klas.’

Stille kinderen krijgen niets
Wanneer Mike wordt gevraagd in een klas te observeren, kijkt hij altijd naar de wederkerigheid in de relatie tussen de kinderen en de leerkracht aan de hand van de complimentenhuishouding: welke leerlingen krijgen complimenten of correcties en hoe vaak? ‘Wat je dan vaak ziet is dat de leerkracht veel ongerichte complimenten geeft. Bijvoorbeeld: “Goed zo jongens, goed gewerkt!” Maar in feite heeft niemand daar iets aan. Niemand krijgt het compliment voor iets wat hij persoonlijk heeft gedaan. Stille kinderen krijgen zelfs meestal niets: geen correcties, geen complimenten. Als ik de complimentenhuishouding vervolgens aan de leerkracht laat zien, is dat soms heel confronterend. Leerkrachten reageren dan vaak met: “ik dacht dat ik positief was.” Dat zijn ze ook wel, maar ongericht. Dat heeft tot gevolg dat de leerkracht door leerlingen wordt gezien als een positief iemand, maar tegelijkertijd voelen veel leerlingen zich achtergesteld omdat ze nooit een persoonlijk compliment krijgen.

Gericht complimenten geven
‘Gericht complimenten geven kan al een groot effect hebben op de klascultuur’, gaat Mike verder. ‘Officieel staan tegenover één correctie vier complimenten, maar zo werkt het niet in de praktijk. Soms moet je al blij zijn dat je twee op één hebt. Zorg ervoor dat je na een correctie de leerling blijft volgen, zodat je, zodra je het verwachte gedrag ziet, een compliment kunt geven of gewoon even je duim omhoog doet. Het belangrijkste is dat het kind zich gezien en gewaardeerd voelt. Daarmee bouw je positief gedrag op. Het mooie hiervan is bovendien dat als je daarop gaat letten, jij zelf ook een goed gevoel krijgt. Want je ziet nu ook positief gedrag en het effect van je complimenten, en je reageert niet uitsluitend meer op probleemgedrag. Het versterkt elkaar. Kinderen willen van nature veel doen voor de leerkracht. Daar kun je met Positive Behavior Support op een mooie manier gebruik van maken.’

In de PAO-cursus Gedragsmanagement in passend onderwijs kijkt Mike vanuit de visie van Positive Behavior Support naar probleemgedrag op drie verschillende niveaus. Tijdens de eerste bijeenkomst staat de leerkracht in de klas centraal, tijdens de tweede ligt de focus op de school en tijdens de derde en laatste cursusbijeenkomst staat de individuele leerling centraal.

Check de startdatum van de eerstvolgende cursus.

Mike-Chirill

Mike Chirill

Mike Chirill werkt als schoolpsycholoog en leerlingenbegeleider bij DOK Sneek van waaruit hij verbonden is aan verschillende scholen. Ook is hij sinds 2018 een erkende schoolpsycholoog. Mike Chirill heeft nu al ruim 20 jaar ervaring met het werken met kinderen. De eerste jaren als counselor in Amerika in één van de zogenaamde wildernis therapy camps en daarna als psycholoog in het regulier basisonderwijs, speciaal voortgezet onderwijs en het speciaal basisonderwijs. De laatste 10 jaar is psychodiagnostiek de hoofdmoot van de werkzaamheden binnen de consultatieve leerlingbegeleiding. Zijn visie op psychodiagnostiek is dat zowel ouders als het kind een grote stem moeten hebben gedurende het gehele proces. Het kind blijft hierbij altijd de eerste klant waar verantwoording aan afgelegd moet worden.

Lees hier een interview met Mike waarin hij meegeeft dat gericht complimenten geven al een groot effect kan hebben op de klascultuur.

Mike is docent voor PAO voor de cursus:

logo